Brief aan griffiers oktober 2022

22-01-2024

Het bestuur van de VPPG vraagt aandacht voor de uitvoering van het Besluit van 20 juni 2014 tot wijziging van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers geldend t/m heden.

In de toelichting op het besluit van 20 juni 2014 onder artikel 13 (Staatsblad 2014 230 pag. 45/46) staat exact en perfect beschreven de staatsrechtelijke positie van het raadslid en de wijze hoe te handelen. Het gaat om de vergoeding van het lidmaatschap van een landelijke beroepsvereniging met professionaliseringsoogmerk. De formulering is algemeen; niet een opsomming van de huidige verenigingen.

Lid worden is de vrije keuze van betrokkene, maar als hij of zij lid wordt van zo’n vereniging, is de vergoeding geen discretionaire bevoegdheid van het bestuursorgaan: wie kan aantonen dat hij of zij lid is, krijgt de contributie vergoed. Met het opnemen van een juridische grondslag worden politieke discussies in individuele gevallen voorkomen. Nu is voor een ieder duidelijk dat deze vergoeding onderdeel is van de bestuurskosten, niet van de onkostenvergoeding. Hier is geen wegingsmoment voor het bestuursorgaan. De formulering is zodanig dat de politieke ambtsdragers hun contributie ten laste van het bestuursorgaan kunnen brengen. Het gaat tenslotte om de relatie is tussen de beroepsvereniging en de politieke ambtsdrager; niet die tussen de beroepsvereniging en het bestuursorgaan. Zoals aangegeven door het NGB (genootschap burgemeesters) en de vertegenwoordiging van de vakbonden in het ORDPA, kan dit als volgt plaatsvinden. De ambtsdrager is individueel lid van beroepsvereniging en die stelt jaarlijks de hoogte van de contributie vast. Vervolgens ontvangt de ambtsdrager de factuur voor de contributie en laat betrokkene deze betalen door het bestuursorgaan. Op deze wijze behoeft de beroepsvereniging geen aparte debiteurenadministratie bij te houden”.

In zeer veel gemeenten hebben vanaf 2014 presidiums, griffiers of gemeenteraden gehandeld in strijd met het Rechtspositiebesluit en het vrije mandaat door alle raadsleden aan te melden als lid van de aan de VNG gelieerde beroepsvereniging Nederlandse Vereniging voor Raadsleden.

Het lidmaatschap van verenigingen mag volgens het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BuPo) niet verplicht worden gesteld. Ook artikel 34 BW boek 2 (Burgerlijk Wetboek) geeft aan dat het lidmaatschap van de vereniging persoonlijk is, tenzij de statuten anders bepalen.

De raadsleden kregen niet de kans om zelf een keuze te maken tussen de onafhankelijke en door de Rechtbank erkende beroepsvereniging VPPG (uitspraak 2017) en het aan de VNG gelieerde Nederlandse Vereniging voor Raadsleden.

Uw beroepsvereniging weigerde de uitspraak van de Rechtbank in de zaak van de VPPG tegen het College van B&W van Weststellingwerf aan u door te sturen.

In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers van januari 2019 is naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank de formulering aangepast. Daarin is expliciet opgenomen dat in elke gemeente het College van B&W bepaalt of de VPPG een beroepsvereniging is die voor ieder raadslid toegankelijk is alvorens de contributie te betalen. Deze formulering is in overleg met de VNG en de gelieerde beroepsverenigingen vastgesteld met kennelijk de bedoeling de uitspraak van de rechter te omzeilen en de VPPG niet te erkennen.

Nog afgezien van het feit dat dit besluit in strijd is met het grondrecht van vrijheid van vereniging schuurt het ook met het vrije mandaat van het raadslid zoals dat erkend is in het besluit van 2014.

In deze is sprake van ambts- en machtsmisbruik.

Nu het nieuwe verenigingsjaar 2023 nadert raden wij u aan om zorgvuldig om te gaan met de wensen van ieder raadslid over hun persoonlijke keuze voor belangenbehartiging en ondersteuning via een beroepsvereniging.

Indien blijkt dat toch weer gehele raden worden aangemeld als lid van een beroepsvereniging dan zullen wij juridische stappen nemen. De gemeenteraad heeft immers in deze geen enkele bevoegdheid. Het college van B&W is door BZK aangewezen als bevoegd op basis van artikel 108 Gemeentewet, een zogeheten taak in medebewind, en ingevolge artikel 147 Gemeentewet, derde lid.

De vergoedingsplicht berust bij de rechtspersoon gemeente, met als bevoegd bestuursorgaan het college van Burgemeester en Wethouders.

Mochten nog vragen zijn dan staan wij u graag te woord.      

Met vriendelijke groet,

Namens het bestuur

Fons Zinken, wetenschappelijk bureau VPPG

info@vppg.nl