Nieuwsbrief 26 februari 2018

27-02-2018

De kwestie campagneborden van Papendrecht, de uitwerking van de Wfpp en de stemmingmakerij rond lokale partijen met holle beweringen over criminele infiltratie

Campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen komt verder op stoom

In Papendrecht (een dorp bij Dordrecht in de buurt) mocht Onafhankelijk Papendrecht (OP, zie foto) deze week geen verkiezingsborden plaatsen in verband met de komende  verkiezingen.
De burgemeester, Aart-Jan Moerkerke (VVD), heeft OP gesommeerd de borden weg te halen onder dreiging van verwijdering door bijzondere opsporingsambtenaren en vernietiging van de borden en de kosten daarvan door te berekenen aan OP. Weer een voorbeeld dat duidelijk het ongelijke speelveld aangeeft, waarbij de landelijke partijen worden bevoordeeld. Zij kunnen via de rijkssubsidie wél professionele borden plaatsen. 
OP heeft de burgemeester een brief hierover geschreven en is voornemend om in de raadsvergadering van 9 maart een motie in te dienen.  


Subsidie lokale partijen 

De Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen (Wfpp) adviseert om de subsidie per lid van de vereniging te verhogen naar €12.   

De commissie stelt:
Vanwege het belang van sterke, in de samenleving verankerde politieke partijen wordt de subsidie per lid verhoogd naar een vast bedrag van 12 euro (in 2017 was dat € 7) per lid. Dit kan worden bekostigd door een verschuiving binnen de subsidiesystematiek, waarbij de subsidie per Kamerzetel wordt verlaagd.

De commissie vindt dat de subsidieregeling in de Wfpp niet de plek is om organisatorische eisen aan de politieke partijen te stellen. De eis dat een partij ten minste 1000 leden moet hebben om in aanmerking te komen voor subsidie, moet daarom uit de Wfpp worden geschrapt. Dit is conform het advies van de VPPG.
De commissie stelt dat in 2014 de lokale partijen gemiddeld 60 leden hadden en de afdelingen van de landelijke partijen gemiddeld 145.
Het aantal actieve leden ligt beduidend dichter bij elkaar: gemid­deld 25 voor de lokale afdelingen van de landelijke partijen, tegenover 19 voor de lokale partijen.

Voor de ledencomponent komt € 6,2 miljoen beschikbaar.
In 2014 werd ongeveer 65% van de raadszetels bezet door de lokale afdelingen van de landelijke partijen en 35% door de lokale partijen. Dit betekent dat van deze 6,2 miljoen euro ruwweg ruim 4 miljoen euro ten goede zal komen aan de lokale afdelingen van de landelijke partijen en bijna 2,2 miljoen euro aan de lokale partijen. Voor de landelijke partijen (inclusief hun afdelingen alsmede hun wetenschappelijke instituten en jongeren) betekent dit dat hun totale subsidie met ongeveer 25% stijgt.
 
Voor de lokale partijen komt hier nog een bedrag van 12 euro per lid bij.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2014 hebben 762 lokale partijen een zetel behaald. Aangezien in een aantal gemeenten in verband met gemeentelijke herindelingen toen geen verkiezingen waren, wordt hier bij de berekening uitgegaan van 800 lokale partijen. Deze partijen hebben gemiddeld 60 leden. Uitgaande van een subsidie van 12 euro per lid resulteert dit op basis van ledenaantallen in een subsidie van bijna € 0,6 miljoen. De totale subsidie voor de lokale partijen komt hiermee uit op een bedrag van bijna € 2,8 miljoen.
 
Het speelveld voor de politieke partijen moet zo gelijk mogelijk zijn.
Wetgeving en subsidiëring door de overheid dient gebaseerd te zijn op dit beginsel van gelijkheid van kansen (artikel 1 en 4 Grondwet) en mag er niet toe leiden dat de ene partij een groter voordeel geniet dan de andere.
Het bestuur van de VPPG is van opvatting dat deze voorgestelde systematiek een geweldig bureaucratisch gedrocht is.
Ons voorstel blijft dat het totale subsidiebedrag verdeeld wordt op basis van het aantal uitgebrachte stemmen op de lijst die minstens een zetel heeft behaald bij de verkiezingen voor de leden van de Tweede-Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden.


Geen bewijs voor criminele infiltratie in lokaal bestuur

Er is geen enkel bewijs bij de suggestie van enkele burgemeesters (landelijke partijen) dat criminelen in de gemeentebestuur infiltreren.
Er ligt nu een onderzoek dat bewijst dat er geen enkele grond is voor die verdachtmakingen en dat die uitlatingen van de burgemeesters heel schadelijk zijn voor het aanzien van de Nederlandse politiek, in het bijzonder van de lokale politiek.

Ook deze kwaadsprekerij over de lokale politiek door landelijke partijen kan, met de gemeenteraadsverkiezingen in aantocht, als verkiezingsretoriek worden gekwalificeerd.
Want zijn het niet de lokale politieke groeperingen die met deze stemmingmakerij in de verdachte hoek zijn terechtgekomen?